‘Iedereen doet mee’. Dat is op het eerste oog een leuke slogan van de Participatiewet en daarmee ook van de gemeente. Iedereen mag dus meedoen, een fijn idee. Maar ‘mogen meedoen’ zijn minder leuke woorden als je een lichamelijke beperking hebt en ook te beperkte energie. Zoals in mijn geval.
Ik mag meedoen. Dank je wel, samenleving.
In het ‘mogen’ meedoen zit naar mijn idee iets ontzettend kroms. Namelijk het onuitgesproken begrip ‘dankbaarheid’. Het roept bij mij de associatie op van ‘meedoen’ met gym. Als laatste worden uitgekozen en er vervolgens achteraan hupsen en dat niemand dan wat zegt. Meedoen voor spek en bonen. Ik had ooit een gymleraar die dat wel goed deed, door mij eruit halen en te zeggen: ‘Hey, wat heb jij aan je been?’. Maar het sporten ging pas echt goed toen ik begeleiding kreeg van mijn fysiotherapeut. Het ‘meedoen’ in de samenleving gaat pas echt goed als dat op een gelijkwaardige manier gebeurt. Dan is het een vanzelfsprekend iets. Niemand kijkt meer raar op als er een lift in een gebouw is, bijvoorbeeld.
Het blijft vreemd. Eerst is de Participatiewet volledig dichtgetimmerd door de wet heel streng te maken vanuit de gedachte dat je een mogelijke fraudeur bent. Vervolgens wordt iedere vorm van ‘beweging’ afgestraft. Als je maar meedoet. Meedoen betekende in veel gevallen een halfjaar met behoud van uitkering werken, en dat heb ik 2 keer gedaan. Toen ik de derde keer zelf een parttime baan vond werd daar heel moeilijk over gedaan, omdat ik de subsidie van het doelgroepenregister niet gebruikte.
Het doelgroepenregister is een maatregel van het UWV waar je in kan komen te staan als je een beperking hebt. De werkgever kan subsidie krijgen als je wordt aangenomen. Een omgekeerde wereld. Wie steeds ergens een half jaar werkt bouwt nooit een duurzaam CV op. Ik ben mij daar altijd superbewust van geweest. Om die reden heb ik ook altijd - tegen de stroom in - parttime gewerkt in de bijstand.
Als het in een samenleving vanzelfsprekend zou zijn dat iedereen gelijkwaardig is, dan zou het afwijken van de norm niet steeds benoemd moeten worden. De voorzieningen die er zijn zouden mee moeten bewegen met de behoefte die jij hebt als individu, en niet andersom.
En de norm is helaas nog steeds ‘geen beperking’ hebben, voor mijn gevoel. Daar komt nu langzamerhand verandering in door het VN-verdrag Handicap en misschien ook doordat artikel 1 in de Grondwet wordt aangepast met niet mogen discrimineren op grond van een handicap. Al zie ik dat echt als een beginpunt, want we zijn er nog lang niet.
We zouden, om te beginnen, moeten stoppen met stigmatiserend taalgebruik. Zoals: ‘afstand tot de arbeidsmarkt’, ‘onder aan de ladder’, ‘arbeidsbeperking’ enzovoorts. Ik zeg het nog maar eens: een beperking hebben is niet iets zieligs en ook niet iets krachtigs. Het is wat het is.
Stimuleer altijd de ambitie van mensen in een uitkering. Als iemand iets wil, help diegene daarin dan, dat was bovendien ook het oorspronkelijke idee is. Hierdoor geef je mensen de regie over hun eigen leven terug. Dat is vaak gedeeltelijk verloren gegaan in het systeem.
Denk niet in korte termijnoplossingen, zoals een snelle uitstroom. Maar bedenk dat langdurig parttime betaald werken ook een oplossing kan zijn. Werken moet dan wel lonen: dus verhoog het bedrag wat mensen kunnen houden naar minimaal 30 procent. En als je het economisch bekijkt, is dat ook een goede oplossing. Want ieder uur dat iemand betaald werk verricht, is keihard nodig in deze krappe arbeidsmarkt. Dát is gewoon meedoen.
Jenna
Ik ben Jenna, heb een lichamelijke beperking en heb 10 jaar in de bijstand gezeten. Ik deel mijn ervaringen en die van anderen in deze blogs. Wil je jouw ervaring met de bijstand delen? Dat kan. Onderaan elke blog vind je een mogelijkheid om aan Hetgaatovermij van de LCR (en aan mij) een reactie te sturen. Alle verhalen worden verzameld, anoniem gemaakt om zo verandering in jouw situatie en die van anderen in de bijstand brengen.
Jouw stem helpt om aandacht te krijgen. Dus zorg dat iedereen die kan horen.